logo s-Gravendeel

Digitaal dorp
s-Gravendeel

Alles over s-Gravendeel...

Directeur Buizer van de Kilwaterleiding

In de Provinciale Staten was “de verbetering van de watervoorziening” een vaak terugkerend thema. Gedeputeerde Staten maakten plannen voor waterleidingbedrijven in heel Zuid-Holland.

In de Hoeksche Waard waren in 1920 maar vier gemeenten met schoon en goed drinkwater: 's-Gravendeel, Strijen, Numansdorp en Oud-Beijerland. Er waren vijf dorpen in de Hoeksche Waard die verstoken waren van schoon water.

Na bestudering van het waterleidingbedrijf van 's-Gravendeel en Strijen oordeelden de Gedeputeerden dat dit bedrijf, met subsidie, een goede leverancier zou kunnen worden voor de vijf nog niet aangesloten dorpen.

De directeur van het 's-Gravendeelse bedrijf, de heer D. Buizer, zou directeur van het Hoeksche Waardse bedrijf kunnen worden, maar er was bij Provinciale Staten twijfel of deze man alle voetangels en klemmen bij de verzorging van zo’n groot gebied, van Puttershoek, Maasdam, Westmaas, Mijnsheerenland en Klaaswaal zou kunnen omzeilen.

Gedeputeerde Staten spraken daarom met het bestuur af dat er voor de technische leiding een adviseur zou worden aangesteld en wel professor Chr. Visser, een man die veel kennis had van techniek en van de waterleidingen. Zo gebeurde.

Professor Visser kreeg verregaande bevoegdheden en nam een man in dienst die hem kon vertegenwoordigen. Dat was de heer Wind, die tot onderdirecteur van het waterleidingbedrijf werd benoemd en daarmee onder directeur Buizer kwam te staan.

Grofweg werd door professor Visser uitgemaakt waar ieders verantwoordelijkheden lagen en daarna werden besprekingen gevoerd over de aanschaf van leidingen, buizen, kleppen, motoren, watertorens, wat al niet. Voor zo’n operatie kwam heel wat kijken.

Directeur Buizer liet zich geen kat in de zak verkopen. Hij had een keer toegegeven aan de wens het bestuur om buizen met een te kleine diameter aan te schaffen, dat zou hem niet weer gebeuren.

Hij hield de vinger aan de pols, was bij elke leverantie aanwezig om te zien of het materiaal deugdelijk was en stuurde terug wat naar zijn mening niet in orde was. Gelukkig had hij een bedrijfsauto, zodat hij steeds op de werkplek aanwezig kon zijn als dat nodig mocht zijn, en dat hield in: als hij het nodig oordeelde. Hij kon daardoor voorkomen dat er fouten werden gemaakt.

Dat betekende volgens Wind echter dat er achterstanden kwamen op het werk. Wind ging mopperen. Het werk moest immers doorgaan en nu liepen werklieden soms te niksen.

Er kwamen onkostennota’s die volgens Wind niet nodig zouden zijn geweest als Buizer niet zo had zitten zeuren. Als er een afspraak was gemaakt over de vorm van een klep of een ander onderdeel, dan kon het zijn dat Buizer op het laatst de tekening veranderde, zodat er weer achterstanden kwamen. Met zo’n man kon je toch niet werken!

Wind klaagde zijn nood bij professor Visser die de klacht kon begrijpen, maar ook wist, dat de veranderingen die Buizer aanbracht goede verbeteringen waren.

Wind klaagde ook bij het bestuur en daar vond hij meer gehoor. Het bestuur moest immers voor de financiën zorgen en door de manier waarop Buizer met de bestellingen omging, liep de financiering helemaal uit de hand. Er moest al een extra lening worden aangegaan en daarna nog één. Dat kon niet. Met bestraffende vinger werd naar Buizer gewezen.

Het bestuur zag met lede ogen aan dat het de grip op de hele onderneming kwijt raakte.

Het bestuur van de waterleiding, die nu ‘Kilwaterleiding’ heette, bestond uit gemeenteraadsleden uit de acht Hoeksche Waardse gemeenten. Die bestuursleden moesten voor hun beslissingen steeds terugkoppelen naar hun raad. Op 24 november 1926 werd in de raad van Strijen een motie aangenomen waarin het volgende over professor Visser werd gezegd:

  • De zaken van de Kilwaterleiding zijn in het algemeen niet zodanig behartigd dat daarin ten volle vertrouwen is te stellen,
  • In het bijzonder de uitvoering door Professor Visser heeft niet beantwoord aan de eisen die redelijkerwijze aan een door het provinciale bestuur aanbevolen adviseur gesteld mogen worden,
  • Bij het Waterleidingbestuur moet ernstig worden aangedrongen op het treffen van maatregelen, waardoor de gang van zaken afdoende zal worden verbeterd.

Deze motie werd ter kennis gesteld aan Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, aan het bestuur van de Kilwaterleiding, aan adviseur Professor Visser en aan de raden der betrokken gemeenten.

Opvallend is, dat het gemeentebestuur van Strijen eerder de fout zocht bij professor Visser, terwijl dat van ’s-Gravendeel, en zeker burgemeester D. Roodenburg Vermaat, directeur Buizer als de kwade genus zag.

Inmiddels had Wind al zoveel klachten over Buizer ingediend dat het bestuur van de Kilwaterleiding de tijd gekomen vond om een onderzoek te laten instellen naar de integriteit van Buizer. Er waren namelijk ook klachten van Wind dat Buizer provisie had aangenomen. Dat zou omkoperij betekenen.

Wind kon bewijzen dat Buizer ƒ 280,= meer had uitgegeven dan begroot was. De reden was dat hij zijn eigen ideeën doordrukte door zuiggasmotoren te willen in plaats van andere. Bovendien had hij eigenmachtig een onderzoek laten instellen naar het aanleggen van elektriciteit in het pomphuis. Elk onderzoek kost geld.

Het bestuur zocht een onafhankelijke onderzoekscommissie en vond die in

  • kantonrechter van Oud-Beijerland Mr. J.D. Tresling voorzitter der gezondheidscommissie, gezeteld te Oud-Beijerland,
  • Ir. Jan van Poelgeest, directeur van de NV Waterleidingmaatschappij Zuid-Beveland,
  • Ir F.M.M. Wirtz, directeur der gemeentelijke drinkwaterleiding van Rotterdam.

Deze commissie werd op 11 december 1926 geïnstalleerd op het gemeentehuis van ’s-Gravendeel en kreeg alle klachten te horen, compleet met alle rekeningen, tekeningen en wat er verder nodig geoordeeld werd om te kunnen beoordelen of Buizer al of niet geschikt was voor de functie van directeur.

Hangende het onderzoek werd Buizer uit zijn functie ontheven en werd aan professor Visser en de heer Wind de verantwoordelijkheid voor de verdere aanleg van de waterleiding gegeven.

Het driemanschap onderzocht alle klachten, las daarvoor alles wat maar iets met de zaak te maken had en ondervroeg ieder die ook maar iets met de Kilwaterleiding te maken had, van werknemers tot leveranciers.

Ook de heer Buizer werd ondervraagd, waarna de door hem gegeven antwoorden aan de heer Wind werden voorgelegd voor repliek.

Tenslotte kwam de onderzoekscommissie met een rapport van 54 pagina’s, dat voornamelijk ging over het feit dat de heer Buizer eigenmachtig bestellingen deed, zonder vooraf toestemming aan professor Visser te vragen. Had hij, volgens de commissie, echter aan professor Visser wel toestemming gevraagd, dan zou deze waarschijnlijk de toestemming wel gegeven hebben.

Naar het oordeel van de Commissie van Onderzoek had het daarom op de weg van professor Visser gelegen om de werkzaamheden van de drie functionarissen: Professor Visser, Buizer en Wind nauwkeurig en zoveel mogelijk in alle onderdelen vast te stellen.

Dat had klaarblijkelijk niet plaats gehad, op de afspraak na dat professor Visser ging over de aanschaf. Wat hij niet zelf kocht zou onder zijn goedkeuring worden aangeschaft.

Voor een deel moest de oorzaak van de onaangenaamheden gezocht worden in het gemis aan behoorlijke afbakening van ieders werkgebied.

De commissie van onderzoek was van oordeel dat Buizer zijn verplichtingen na was gekomen. Iedere onenigheid met Wind was ontstaan nadat door Buizer en Wind overleg was gepleegd.

Wind bleef volhouden dat Buizer iedere keer dat zij het oneens waren geweest zijn eigen mening had doorgedrukt zonder eerst toestemming aan professor Visser te vragen.

De klachten tegen Buizer werden alle weerlegd door de commissie van onderzoek:

  • Hij heeft bijvoorbeeld een brandkraan gekocht die de gemeente niet had besteld, maar hij was er van overtuigd dat die spoedig nodig zou zijn, was het niet binnenkort, dan toch na enige tijd. Er blijven brandkranen nodig.
  • Er waren vijf regulateurs besteld bij de firma S, waarvan één als proef. Dat was een aangelegenheid tussen Buizer en die firma, maar Buizer heeft op zich genomen de schade door de bestelling veroorzaakt te dragen.
  • Bij een artikel waarover verschil van mening was over de aanschaf, is bekend dat Buizer de schade zelf betaald heeft. Dus daarover kan niemand zeggen dat de Kilwaterleiding er schade van heeft ondervonden.
  • Indien door Buizer een eigen uitvinding was gedaan, in dit geval een kraan, was het hem veroorloofd om voor het gebruik daarvan de ontwerper ervan – hijzelf dus – een zeker uitvindingsrecht in rekening te brengen.
  • Het bestuur van de Kilwaterleiding was van mening dat Buizer de opbrengst van dat alsdan door hem bedongen recht in de kas zou moeten storten. Dit was niet van toepassing, omdat hij geen geld heeft ontvangen, ieder bedrag zelfs heeft geweigerd.
  • Wat betreft het vermoeden van Wind dat een provisie door Buizer bedongen bij het bepalen van de prijs waarschijnlijk de reden zou zijn geweest waarom niet werd voorgesteld de kranen aan de laagste inschrijver te gunnen, lijkt de commissie niet gegrond. Bewijs daarvoor heeft ze nergens gevonden. Bij het geringe prijsverschil lag het eerder voor de hand dat het meer verkieslijke model de doorslag gaf.

Het bestuur van het Waterleidingbedrijf besloot daarop toch een tweekoppige leiding aan te stellen, een technisch directeur en een administratief directeur, die beiden hetzelfde salaris zouden genieten.

Dat betekende dat Buizer in salaris zou achteruitgaan, omdat besloten werd zijn emolumenten in te trekken en hem geen overuren meer uit te betalen. Naast Buizer, werd als directeur de heer R.K. Hoogedijk aangesteld.

Buizer bleef van zich laten horen:

"Een kapotte klep moet direct hersteld worden; daar mag niet mee gewacht worden, en toch laat u daarmee wachten terwijl  ik de noodzaak heb aangegeven.

Thans heb ik besloten niet te wijken en niet gevolg te geven om de op mij uitgeoefende pressie door negering en belediging te bedanken en dit ter wille van mijn gezin en ik twijfel niet of dit beroep op uw medewerking zal niet zonder gunstige gevolg blijven.

Ik zal dan ook niet nalaten zo veel mogelijk bekendheid te geven aan het rapport en al het mogelijke in het werk te stellen om de toeleg van enkele personen te verijdelen, om indien het ware ik moest wijken voor de golf van haat en tegenwerking, met ere te vallen.

Mijn belangen dringend aanbevelend

Teken ik met hoogachting

D. Buizer"

In 1929 is de heer Buizer oneervol ontslag verleend door het bestuur van de Waterleiding.